Hoe gebruik je een roeiapparaat?

Eén ding moet je goed onthouden als je gaat roeien: het gaat niet om snelheid, maar om kracht. Als je na een roeitraining in de sportschool last van je rug of van je schouders hebt, dan doe je iets niet goed. Het is de bedoeling dat je de kracht juist uit je onderlichaam haalt: uit je been- en bilspieren.

Ezelsbruggetjes

Twee ezelsbruggetjes om te bepalen of je goed aan het trainen bent: probeer hoogstens dertig keer per minuut heen en weer te roeien, want anders ga je te snel, en probeer maximaal twee minuten te doen over 500 meter roeien. Zet meer kracht met je benen om je snelheid omhoog te krijgen, ga niet harder trekken met je armen.

Beginnen met roeien: de benen

Als je begint met roeien, houd je de roeispaan of het handvat recht voor je, met je armen gestrekt. Je knieën zijn gebogen en het gewicht ligt op de bal van je voeten. Je rug is recht en je core (oftewel de spieren rond je middenrif) stabiel. Beweeg voor- en achterwaarts door alleen je benen te gebruiken. Als je benen helemaal uitgestrekt zijn, vormen ze een rechte lijn van je bovenbenen tot je voeten. Blijf je armen gestrekt houden.

Beginnen met roeien: de armen

Als je eenmaal gewend bent aan de bewegingen die je met je benen maakt, is het tijd om ook je armen te laten kennismaken met de roeibeweging. Houd je benen gestrekt en trek de roeispaan met je armen naar je borst toe. Buig je ellebogen naar beide zijden. Gebruik je bovenrug (maar niet je schouders of biceps) en houd het handvat losjes vast. Probeer dezelfde spieren te gebruiken als bij het doen van een push-up.

En nu allebei tegelijk

Heb je de been- en armbewegingen beide goed onder de knie, dan is het tijd om ze samen te brengen. Houd je rug recht, je core stabiel en de bal van je voeten stevig vast in de voetpedalen. Maak een achterwaartse beweging door eerst je benen te gebruiken en vervolgens je armen om het handvat naar je borst te trekken. Breng je armen daarna weer naar de beginpositie en buig je knieën om soepel terug te glijden.

Benen, armen, armen, benen

Onthoud goed de volgorde van de bewegingen: benen, armen, armen, benen. Nog een tip tot slot: neem voor de voorwaartse beweging naar je beginpositie twee keer zo lang de tijd als voor de achterwaartse beweging. Doe je over die laatste een seconde, gebruik dan twee seconden om weer terug naar voren te gaan.

 

Bron: Greatist.com 

 

Publicatiedatum: 20-05-2016