Samenwerking gemeente en tennisclub biedt grote kansen

Een aantal jaren geleden begon tennisbond KNLTB een proces om als grote sportbond in Nederland zijn eigen positie en die van de tennissport in de maatschappij tegen het licht te houden. De vraag drong zich op of tennis niet een veel grotere rol zou kunnen en moeten spelen bij zaken als stimulering van sportparticipatie en gezond leven in gemeenten. Tijdens de Live Sessie in Ahoy op 11 februari jongstleden werd daar door deskundigen uitvoerig over gepraat.

Omvangrijk rapport

In het sportieve decor van het ABN AMRO World Tennis Tournament werd echter niet alleen gediscussieerd, het was ook het moment om het langverwachte Brancherapport Tennis in Nederland te presenteren. En juist omdat deze gezamenlijke productie van het Mulier Instituut en de KNLTB voornamelijk gaat over de positie van tennis in een door de jaren veranderde maatschappij, is de vraag van belang hoe de maatschappelijke rol van tennis er in de toekomst uit moet zien.

Esther Vergeer nam het Brancherapport Tennis In Nederland in ontvangst

KNLTB-directeur Erik Poel sprak in Ahoy klare taal: “Wij zijn sportbond nummer twee in Nederland wat aantallen betreft, maar niet in perceptie. Dan zijn wij slechts nummer vier of vijf. Maar wij willen ook in perceptie nummer twee zijn. Wellicht zijn wij in het verleden wel eens wat ‘navelstaarderig’ geweest, maar wij hebben nu de blik naar buiten gericht. We hebben ons afgevraagd wie wij zijn en wat onze verschillende doelgroepen zijn. Tennissers zijn in te delen in verschillende doelgroepen en dat geldt ook voor verenigingen. De situatie en omstandigheden verschillen per vereniging en zij hebben dus allemaal andere behoeften. Daar willen wij aan tegemoetkomen. Wij zijn als KNLTB een reis begonnen en hebben de hulp van partners en de gemeenten hard nodig!”

Kansen

De samenwerking tussen tennisverenigingen en gemeenten is van oudsher niet groot. Tennisclubs konden in het verleden altijd goed de eigen boontjes doppen en het overgrote deel van de verenigingen is ook nu nog financieel gezond. Bovendien is ongeveer zeventig procent van de tennisverenigingen eigenaar van de accommodatie en dus verantwoordelijk voor de bijbehorende kosten. Gemeenten hebben zich nooit veel zorgen om tennisverenigingen hoeven maken en de tennisclubs voelden zich prima bij het uitstippelen van hun eigen koers.

In de loop der tijd is bij de KNLTB echter het besef doorgedrongen dat de huidige situatie zowel de gemeenten als de Nederlandse tennissport grote kansen biedt. Tennis is in Nederland een sport van betekenis en dus uitermate geschikt om de sportparticipatie aan te jagen.

Schooltennis en meer competitie

Gemeenten staan niet altijd te springen als sportverenigingen de banden willen aanhalen. Zeker in deze tijd vrezen gemeenten nog wel eens dat meer samenwerking met verenigingen in de praktijk hogere kosten betekent. “Maar juist in dat opzicht is tennis een afwijkende sport”, benadrukte Hugo van der Poel, directeur van het Mulier Instituut en auteur van Brancherapport Tennis in Nederland. “Sportaccommodaties zoals sporthallen zijn grote kostenposten voor de gemeente. Dan hebben we het over honderden euro’s per jaar per inwoner. In vergelijking daarmee kost tennis de gemeente heel weinig, aangezien zo veel tennisclubs zelf eigenaar zijn van de accommodatie. Daar liggen kansen.”

Een grotere maatschappelijke rol die de KNLTB voorziet, heeft al tot enkele ambitieuze projecten geleid, zoals het project School-Club dat onlangs in Apeldoorn van start ging. In samenwerking met jeugdpartner Menzis wil de tennisbond er met dit project voor zorgen dat op termijn op alle basisscholen goede tennismaterialen aanwezig zijn, zodat kinderen op gewenste momenten kunnen tennissen. In Apeldoorn verzorgden tennisverenigingen in dit project bovendien twee schooltennislessen op de scholen en twee aansluitende schooltennislessen op de verenigingen om zo tevens tennis op de verenigingen te promoten.

Paul Haarhuis en Aranxta Rus delen schooltennispakketten uit in Apeldoorn

Ook een plan van de tennisbond om wellicht op de lange termijn de competitie te verlengen en zo meer enthousiasme te creëren en meer leden te behouden voor de sport, kan meerdere doelen dienen. “De voorjaarscompetitie heeft nu plaats in april-mei”, aldus Van der Poel. “Je komt dan koud uit de winter en moet direct aan de bak. En voor je het weet, is de competitie alweer voorbij. Door de competitie door het hele seizoen te organiseren, kun je meer mensen aan de sport binden. Bovendien kan gravel tegenwoordig bij goed onderhoud vrijwel het hele jaar bespeeld worden. Dat biedt zelfs de mogelijkheid om ook in de winter de deuren van het clubhuis open te zetten. In de buurt zijn altijd projecten die terecht kunnen in het clubhuis. Daar liggen dus kansen voor de gemeente. Je kunt denken aan dagbesteding voor gehandicapten of bridgeavonden. Er is zo meer leven op de vereniging en de club houdt er iets aan over door bijvoorbeeld verhuur en barinkomsten.”

Wordt vervolgd

In een afsluitende paneldiscussie werd een voorzichtige blik op de toekomst geworpen. Hoe zou betere samenwerking tussen tennisverenigingen en gemeenten tot stand moeten komen en wie heeft welke verantwoordelijkheden? Wie neemt bijvoorbeeld de regie? En hoe kunnen gemeenten verenigingen helpen om een andere maatschappelijke rol te spelen? Ze zijn er immers primair voor de sport. En hebben de sportclubs daar eigenlijk wel tijd voor?

Verdere discussies over dit onderwerp zullen ongetwijfeld meer praktische hobbels aan het licht brengen, maar de woensdagmiddag in Ahoy bood een mooie eerste blik op wat er mogelijk is als gemeenten en tennisverenigingen zich vaker realiseren dat ze veel aan elkaar kunnen hebben. Het is een traject waarop de KNLTB inmiddels de eerste stappen heeft gezet. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Foto header: Flickr/CC Joe Shlabotnik
Andere foto's: Twitter

Publicatiedatum: 13-02-2015